Gerechtelijk

De gerechtelijke bemiddeling is georganiseerd door de artikelen 1734 tot 1737 van het Gerechtelijk Wetboek.

 

De rechter, die reeds gevat is in een geschil kan een erkend bemiddelaar aanduiden:

  • Op eigen initiatief;

  • Op vraag van één of de partijen.

 N.B.: het akkoord van de partijen is vereist in de twee situaties.

 

Deze stap kan gezet worden in elk stadium van de gerechtelijke procedure: via de inleidende akte, bij de inleidingszitting, bij gewone brief gericht aan de griffie van de rechtbank, zelfs op de zitting voor de pleidooien, en dit voor zover de zaak nog niet in beraad werd genomen. Zo bij het einde van de bemiddeling een akkoord is tussengekomen, zijn de partijen vrij om de rechtbank om homologatie van hun akkoord te vragen teneinde het uitvoerbare kracht te geven.

 

Herinner u dat zowel bij de gerechtelijke bemiddeling als bij de vrijwillige bemiddeling de deelname eraan totaal vrij is en dat elkeen het proces kan beëindigen wanneer hij dat wil. Wel stellen we vast dat in een meerderheid van de gevallen een akkoord gesloten wordt tussen de twistende partijen. Uit bekommernis voor zekerheid of voorzichtigheid wensen sommige gemedieërden (zo noemt men de personen die aanvaarden om in bemiddeling te gaan) dat hun akkoord zou bekrachtigd worden door de rechter. Voor zover de bemiddeling uitgevoerd werd door een door de Federale Bemiddelingscommissie erkend bemiddelaar, zal dit akkoord voor de vorm voorgelegd worden aan een rechter, die het zal bekrachtigen.