Bemiddeling

Met de wet van 21 februari 2005 werd in het Gerechtelijk wetboek een deel VII ingevoerd houdende de regeling van de bemiddeling. Wanneer we over bemiddeling spreken, bedoelen we uitsluitend deze werkwijze van geschillenoplossing zonder rechterlijke tussenkomst buiten de eventuele homologatie of bekrachtiging van het gesloten akkoord. Dit niettegenstaande op Europees niveau onder bemiddeling alle mogelijke technieken van minnelijke geschillenoplossing begrepen worden, en dus ook de ombudsdiensten. Het woord ‘bemiddeling’ dekt bijgevolg heel wat verschillende ladingen; het begrip wordt net zo vaak onnauwkeurig gedefinieerd als gebruikt. Bij wijze van voorbeeld roepen ook bemiddelaars in strafrechtelijke zaken, fiscale zaken en schuldenbemiddelaars foute associaties op met de bemiddeling als bepaald in het Gerechtelijk wetboek, ofschoon zij berusten op een totaal verschillende wettelijke basis. Om verwarring te vermijden wordt ook vaak beroep gedaan op de Engelse term “mediation” waarmee duidelijk aangegeven wordt dat uitsluitend bemiddeling bedoeld wordt in de strikte betekenis zoals ingeschreven in het Gerechtelijk wetboek.


De bemiddeling onderscheid zich essentieel van andere vormen van minnelijke geschillenregeling doordat zij beroep doet op de actieve inzet van de betrokken partijen, om onder de deskundige begeleiding van een bemiddelaar in elkaars fysieke aanwezigheid een bemiddelingstraject te doorlopen. Dit traject kenmerkt zich door het mondeling karakter, eigen aan elke onderhandeling, doch waarbij de rol van de bemiddelaar essentieel is om tot een eventuele oplossing te komen.